Alocasia, ook wel bekend als olifantsoor, heeft grote, mooi getekende bladeren. Ondanks het feit dat het een forse jongen is, ziet de plant er toch luchtig en gestileerd uit, door de hoge, gladde stengels die uit een knol groeien. Die stengels kunnen effen zijn, maar ook tijgerstrepen hebben en het blad is al even spraakmakend. Er is een soort waarvan de bladeren op Afrikaanse maskers lijken, eentje met gerimpelde bladranden en eentje die de skeletplant wordt genoemd, omdat de bladnerven zich nadrukkelijk aftekenen. De bloei (in de vorm van een aar) is bij deze woonplant niet erg indrukwekkend, de sierwaarde zit vooral in het schitterende groen.
Herkomst
Alocasia behoort tot de Aronskelkfamilie en groeit in de tropische regenwouden van Zuidoost-Azië. Vooral op Borneo komt hij veel voor en kan hij wel vier meter hoog worden. Er zijn 79 soorten bekend. Rond de evenaar wordt de plant al duizenden jaren gekweekt als voedsel. Uit de oerversies zijn decoratieve planten veredeld die niet eetbaar zijn, maar wel erg mooi. Alocasia veroverde in de jaren vijftig de huiskamer en heeft een mooie vintage vibe.
Verzorgingstips voor de Alocasia
- Bij aankoop in de koude maanden de plant goed verpakken voor de weg naar huis.
- Alocasia komt van oorsprong uit het tropische regenwoud en die warme, vochtige omstandigheden heeft de plant ook graag in huis.
- Lichte standplaats, maar niet in de volle zon om bladverbranding te voorkomen.
- Kamertemperatuur van 18-22 °C is ideaal, de plant mag zeker niet te koud staan.
- Regelmatig water op kamertemperatuur geven, kluit niet laten uitdrogen.
- Alocasia geniet van de plantenspuit, een douchebeurt of in een zomerse bui even buiten staan.
- Twee keer per maand plantenvoeding geven tijdens het groeiseizoen, een keer per maand tijdens de winterse rustperiode.